Antwoord op: Emmertje Water
Het oppervlak van een cilinder die aan de bovenkant open is, is O = pi×R2+2×pi×R×H, met R de straal van de cilinder en H de hoogte. Het volume is gegeven, V = 30 = pi×R2×H liter (of dm3). Het oppervlak kan dan geschreven worden als O = pi×R2+2×V/R. Als we hiervan de afgeleide naar R nemen en gelijk stellen aan 0, volgt Rmin = (V/pi)1/3. Het minimale oppervlak is dan O = pi×Rmin2+2×pi×Rmin×H = 3×pi1/3×V2/3 ofwel ongeveer 42,42 dm2.
Terug naar de puzzel